§ 4. Het kerkdomein in een politiek verdrag begrepen.
Het atrium ~ Een strategisch punt ~ Niet verpand.
Het kerkdomein of de tot de kerk behoorende ruimte, heette in den ouden volksmond eenvoudig de kerk-hove1 ofwel, óók hier in Brabant2, de vrijthof3, omdat het onder menig opzicht eene vrije plaats was. Het woord Freithof leeft als Friedhof in Duitschland nog voort, om de plaats aan te geven waar de dooden „in Frieden ruhen”, ofschoon het taalkundig met Friede niets uit te staan heeft, en Freithof zou moeten luiden.4
In het latijn heette het kerkdomein „atrium”.
Onder dit oorspronkelijk Grieksche woord (aitrion) mogen de Romeinen al een binnengedeelte hunner patricische huizen hebben verstaan, de oude Christengemeenten een voorbouw aan de eerste en vroeg-eeuwsche basilieken - in den kanselarijstijl der twaalfde en dertiende eeuw, vooral wanneer het gaat over gewone kerken, beteekent atrium practisch niets anders dan kerkdomein of kerkhof. Dat leeren ons verschillende charters in: Miraeus, Opera Diplomatica, verder gezaghebbende woordenboeken, als: Ducange Glossarium mediae et infimae Latinitatis5, alsmede eenige bestaande kerkhoven in België en Frankrijk, die daar nòg onder den naam van âtre bekend zijn.6
Het atrium te 's Hertogenbosch, zooals dat in een perkament van 1222 vernoemd wordt, was dan ook de rondom de St Jan opengehouden, langwerpig vierkante ruimte van 300 x 800 voet, zich in de lengte langs Toren- en Peperstraat uitstrekkend.7
Van dit atrium diende het voorste gedeelte, meer onmiddellijk rondom den voet der St Jan, tot begraafplaats van verschillende klassen van dooden. Misschien waren er àparte afdeelingen op, (zooals op de atria te Maastricht, Mons en Rouen, bijv. voor kinderen en voor vreemdelingen.) Het meer achteraf gelegen gedeelte van het groote atrium, diende tot vergaderplaats van gilden, die misschien reeds in vroegen, min-ontwikkelden vorm toen hier aanwezig zijn geweest; tot samenkomst bij gewichtige gelegenheden, van heel de poorterij, alsmede tot het uitoefenen der lage en wellicht ook der hooge justitie, waartoe dan de galg zal gediend hebben, die volgens Molius op de paradeplaats zou hebben gestaan. Het atrium-terrein zal met een doornenhaag8 of met een lagen steenen muur afgesloten zijn geweest, o.m. om het binnendringen der honden, die de graven konden schenden, te beletten.
Het Bossche atrium was dus - 't is goed, er hier nog even nadrukkelijk op te wijzen - niet de onderverdieping van den toren.9 De onmogelijkheid daarvan heb ik in het Oudheidkundig Jaarboek 1921 met bewijzen aangetoond.
1. | Thans roept „kerkhof” bijna uitsluitend het begrip begraafplaats op, eenzaam buiten de stad gelegen. |
2. | Dit in weerslag op het alombekende, mooie, specifiek Maastrichtsche „Vrijthof”. |
3. | Een „vrijthoff” lag niet ver van de kerk in het naburige Orthen. Zie Bondam. De Orthensche verwikkelingen blz. 47 (noot). Ook in Hedel, Beugen, Hilvarenbeek ontmoet men een vrijthof. (Schutjes IV 439 en 590.) In Bergen op Zoom treft men een Vrijthofstrate aan. Taxandria 1908, blz. 315. |
4. | Atria ecclesiae = Freithöfe. Freithof = jetzt allg. Begräbnissplatz. Herder's Conversations Lexicon, in vocibus. |
5. | Uitgave Favre Niort 1883-87. Atrium = 1) Voorbouw. 2) Kerkhof. |
6. | L'Atre ou cimitière de la Madeleine à Tournay, L'Atre ou cimitière de St Jacques, Atre des chats kinder-kerkhof! te Mons. L'Aitre St. Maclou te Rouaan. |
7. | Zie afbeeldingen 4, 5, 6 en 7. |
8. | In 1206 stond de Hertog van Brabant aan de Abdij S. Geertruid te Leuven toe, het atrium harer kerk te omgeven met eene haag St eenen muur. Miraeus I, 114. |
9. | Vergelijk Dr F. X. Smits. De Kathedraal van 'sHertogenbosch, blz. 14. |